Schaatsschema
Bij het langebaanschaatsen spelen de te rijden tijden een belangrijke rol. Een rijder wil op een bepaalde afstand een zo snel mogelijke tijd realiseren. Bij de 500 meter gaat het erom om zo snel mogelijk na de start een zo hoog mogelijke snelheid te ontwikkelen en om deze snelheid daarna zo lang mogelijk vast te houden. Bij langere afstanden werkt deze methode echter niet omdat (ruim) voor de finish de vermoeidheid toeslaat waardoor de snelheid sterk terug loopt. De rijder stort in.
Daarom wordt bij langere afstanden meestal gereden op een schema. Hierbij wordt vanaf de start die snelheid aangenomen waarvan wordt verwacht dat de rijder deze snelheid (nog net)kan voldhouden tot aan de finish zonder in te storten.
HET SCHEMA betaat helaas niet. Er zijn rijders die er de voorkeur aangeven om vrij snel te beginnen om daarna de rondetijden te laten oplopen (sterk oplopend schema). Aan de andere kant zijn er ook rijders die vrij behoudend starten om tegen het einde te versnellen (aflopend schema).
Wanneer een rijder een afstand op schema wil gaan rijden, moet hij eerst bepalen wat voor eindtijd hij wil realiseren. Daarna kan worden bepaald hoe deze tijd kan worden gerealiseerd, waarbij van belang is of er volgens een vlak, oplopend af aflopend schema wordt gereden.
De doorsnee wedstrijdrijder kan zijn 500 meter als hulpmiddel gebruiken. Meestal wordt de 500m verreden voorafgaand aan een langere afstand, zoals een 1500m.